Droge installatie

Bij een droge installatie wordt de tegel direct op de grond geïnstalleerd zonder gebruik van dekvloeren, mortels of lijmen.
DE VOORDELEN VAN EEN DROGE INSTALLATIE
- Kan makkelijk worden geïnstalleerd en verwijderd;
- Het maakt de afvoer van water mogelijk zonder de ondergrond aan te tasten.
GEBRUIKSBESTEMMINGEN
Ideaal voor plekken waar niet kan worden gebouwd of voor permanente vloeren. Gebruikt voor puur voetgangersverkeer.

Wandelpaden en paden

Strandpaviljoens

Beurzen en evenementen

Tuinen en patio’s

Tuinhuisjes
ONTDEK DE DROGE INSTALLATIE VOOR ELK TYPE BODEM
01.
DROGE INSTALLATIE OP ZAND OF EEN DRAINERENDE ONDERGROND
01.
DROGE INSTALLATIE OP ZAND OF EEN DRAINERENDE ONDERGROND
DROGE INSTALLATIE OP ZAND

DROGE INSTALLATIE OP EEN DRAINERENDE ONDERGROND

1. Bereid een ondergrond voor met zijkanten die ongeveer 20 – 25 cm langer zijn dan die van het te betegelen oppervlak. Tussen het geplaveide oppervlak en de aangrenzende gebouwen moet een zekere afstand in acht te worden genomen.
2. Verdicht de ondergrond.
3. Spreid een scheidingslaag (geotextiel) uit; de aanwezigheid van dit materiaal zal de ondergrond stabiliseren, de uitzetting van het gebruikte afvoegmateriaal beperken en de verspreiding van planten en insecten tegengaan.
4. Vul het uitgegraven gebied tot een diepte van tussen de 15 en 20 cm met grind of steenslag. Verdicht de laag.
5. Gebruik altijd een goed aan de ondergrond vastgemaakte omtrekbeperking volgens de instructies van de fabrikant voor het gebruikte type ondergrondmateriaal.
6. Spreid een laag zand (tussen 1 en 2 cm dik) of open steenslagaggregaat van 1 cm (van 5 cm dik) uit. Het bed van zand of aggregaatmateriaal moet vochtig, voldoende verdicht en geëgaliseerd zijn, met een afschot van 2°.
7. Ga verder met de installatie van de tegels op het zandbed, met gebruikmaking van de juiste afstandhouders van 0,45 cm om ze te scheiden. Controleer er keer op keer de vlakheid van.
8. De voegen tussen de ene en de andere tegel kunnen open blijven, of worden gevuld worden met zand.
De aanduidingen en afbeeldingen 8A – 8B – 8C verwijzen naar de handelingen voor de met zand gevulde voeg:
8A. Het vullen met zand en het verdichten ervan.
8B. Blazen van het zand.
8C. Bevochtigen en tegelijkertijd afspoelen om al het achtergebleven zand te verwijderen.

2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
8A.
8B.
8C.
In de afbeeldingen ziet u de doorsnede van een typische installatieoplossing. In de praktijk moet elke overweging met betrekking tot het uit te voeren werk worden voorgelegd aan ervaren en gekwalificeerd personeel, in overeenstemming met de specifieke kenmerken van de plaats van interventie en met inachtneming van de geldende lokale wetgeving. Om de hoogte van de verschillende drainagelagen te bepalen, moet u rekening houden met de bodemgesteldheid en de specifieke kenmerken van de locatie.
02.
DROGE INSTALLATIE OP ONDERLAAG VAN BETON
02.
DROGE INSTALLATIE OP ONDERLAAG VAN BETON

1. Controleer of er geen significante / structurele scheuren in het betonoppervlak zichtbaar zijn die er de stabiliteit van kunnen aantasten. Wij bevelen voor het bovenoppervlak een afschot aan van ongeveer 1° tot 2°.
2. Boor een serie van drainagegaten (met een doorsnede van ongeveer 1,25 cm), om een rooster van ongeveer 60×60 cm te verkrijgen.
3. Installeer een voldoende hoge omtrekbeperking die u aan de ondergrond moet vastmaken.
4. Spreid een scheidingslaag (geotextiel) uit over het betonoppervlak om de uitzetting van de zandlaag te beperken.
5. Spreid een laag zand uit van tussen de 1 en 2 cm dik. Bevochtig en verdicht deze dan.
6. Plaats altijd de Kronos kunststof afstandhouders voor voegen van 0,45 cm tussen de tegels; gebruik langs de randen de “T” -afstandhouders.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
In de afbeeldingen ziet u de doorsnede van een typische installatieoplossing. In de praktijk moet elke overweging met betrekking tot het uit te voeren werk worden voorgelegd aan ervaren en gekwalificeerd personeel, in overeenstemming met de specifieke kenmerken van de plaats van interventie en met inachtneming van de geldende lokale wetgeving. Om de hoogte van de verschillende drainagelagen te bepalen, moet u rekening houden met de bodemgesteldheid en de specifieke kenmerken van de locatie.
03.
INSTALLATIE MET DRAGERS IN OOSTERSE TUINSTIJL
03.
INSTALLATIE MET DRAGERS IN OOSTERSE TUINSTIJL

1. Leg de tegels op de grond om het aantal stappen te berekenen dat nodig is voor de aanleg van het pad; controleer of u de platen op gelijke afstand van elkaar heeft gerangschikt. 2. Markeer de omtrek van elk ervan met een schop en verwijder vervolgens de platen. 3. Verwijder de grasmat tot een diepte van 20 cm. 4. Vul het uitgegraven gebied met een laag van open steenslagaggregaat van 2 cm (voor een dikte van ongeveer 18 cm). Verdicht en egaliseer de ondergrond. 5. Bedek het gat met een 1-2 cm dikke laag van open steenslagaggregaat van 1 cm. Egaliseer en verdicht de laag, en geef hem een afschot van 2°. 6. Leg de platen zo dat een verhoging van ongeveer 0,5 cm ontstaat tussen de platen en de grond.






In de afbeeldingen ziet u de doorsnede van een typische installatieoplossing. In de praktijk moet elke overweging met betrekking tot het uit te voeren werk worden voorgelegd aan ervaren en gekwalificeerd personeel, in overeenstemming met de specifieke kenmerken van de plaats van interventie en met inachtneming van de geldende lokale wetgeving. Om de hoogte van de verschillende drainagelagen te bepalen, moet u rekening houden met de bodemgesteldheid en de specifieke kenmerken van de locatie.
04.
INSTALLATIE MET VOETSTUKKEN BEVESTIGD OP ONDERLAAG VAN BETON
04.
INSTALLATIE MET VOETSTUKKEN BEVESTIGD OP ONDERLAAG VAN BETON

1. Controleer of het betonnen oppervlak stabiel en glad is en een afschot heeft van 2 graden. 2. Controleer of in alle hoeken van de geïnstalleerde tegels de kunststof dragers aanwezig zijn. 3.Bij de installatie van de tegels op een bestaand betonoppervlak moet u altijd dragers van vaste hoogte (van tussen de 1,25 en 2,5 cm hoog) met geïntegreerde afstandhouders gebruiken, om eventuele kleine oneffenheden van de betonplaat of de onderlaag te compenseren en een nauwkeurige onderlinge afstand van de tegels te verkrijgen. 4. Hoewel de rubberen dragers meestal voldoende weerstand bieden om het bewegen van de tegels te voorkomen, bevelen wij altijd aan om het verharde gebied af te bakenen met een omtrekbeperking om elke lengtebeweging van de tegels te voorkomen. 5. Spreid een laag zand uit van tussen de 1 en 2 cm dik. Bevochtig en verdicht deze dan.





In de afbeeldingen ziet u de doorsnede van een typische installatieoplossing. In de praktijk moet elke overweging met betrekking tot het uit te voeren werk worden voorgelegd aan ervaren en gekwalificeerd personeel, in overeenstemming met de specifieke kenmerken van de plaats van interventie en met inachtneming van de geldende lokale wetgeving. Om de hoogte van de verschillende drainagelagen te bepalen, moet u rekening houden met de bodemgesteldheid en de specifieke kenmerken van de locatie.
ALGEMENE AANWIJZINGEN

Ondergrond
- Egaliseer de ondergrond en verdicht deze zorgvuldig voordat u verder gaat met de installatie van de platen er rechtstreeks bovenop.
- Wij bevelen het gebruik aan van een scheidingslaag (geotextiel) om de ondergrond te stabiliseren; de aanwezigheid van de mat zal de uitzettingsverschijnselen langs de voegen beperken en de verspreiding van onkruid of het nestelen van insecten erin tegengaan.
- Bij gebruik van een zanderige ondergrond moet u, voordat u het verdichten start, controleren of de vochtigheidsgraad van het materiaal voldoende is om een perfecte stevigheid te garanderen.
Om de nodige stabiliteit in de tijd te garanderen, moet het gebied waarop de ondergrond komt, altijd groter zijn dan de daadwerkelijk betegelde oppervlakte . De grootte is afhankelijk van het gebruikte type ondergrond en de kenmerken van de locatie. In principe zal een extra lengte van elke zijde van tussen de 20 en 22,5 cm volstaan.

GEBRUIK VAN DE AFSTANDHOUDERS
Bij het rechtstreeks in aanraking met de ondergrond installeren van tegels van keramisch gres moet worden vermeden dat hun randen elkaar raken. Dit zou het risico van afbrokkelen als gevolg van de microbewegingen die optreden tijdens de stabilisatie van de tegels namelijk aanzienlijke doen toenemen.
Gebruik altijd de plastic afstandhouders van Kronos voor voegen van 0,45 cm, beschikbaar in de configuraties “X” en “T”.
Bij gebruik aan kunststof voetstukken (zie de gevallen A2 en A6) zijn de afstandhouders al in de drager ingebouwd.
GEBRUIK NA DE INSTALLATIE GEEN TRILPLAAT
Om het risico van afbrokkelen van het materiaal te voorkomen, wordt het gebruik van een trilplaat na de installatie van de platen van keramisch gres sterk afgeraden. Wij bevelen het gebruik aan van het type met beschermde rollen.

omtrekbeperking
Bij de installatie van tegels op drainerend zand of grind, moet u altijd een omtrekbeperking voorzien dat het gebruikte materiaal voor de ondergrond tegenhoudt en voorkomt dat het zand of grind gaat uitzetten. Op deze manier zorgt u ervoor dat de platen op hun plaats worden gehouden. Verschillende soorten omtrekbeperkingen kunnen worden gebruikt:
- een onzichtbare omtrekbeperking, met een hoogte lager dan de dikte van de plaat en ondergrond; in dit geval moet het hulpmiddel op de juiste wijze aan de grond worden bevestigd.
- zichtbare omtrekbeperking, door middel van een rand van beton, steen, tegels of ander materiaal.
HELLINGEN EN AFSTANDEN TOT DE GEBOUWEN
Om waterstagnatie te voorkomen en voor een betere afwatering te zorgen moet de ondergrond altijd voldoende afschot hebben; de hellingsgraad is afhankelijk van de specifieke kenmerken van elke locatie en moet keer op keer worden bepaald (indicatief, 2 graden).
Het is raadzaam om tussen de geplaveide oppervlakken en de muren van de gebouwen voor voldoende drainerende ruimte te zorgen.